Portret van Ann De Craemer

Samen liedjes zingen

Ann De Craemer

Akte van berouw. Het is een begrip uit het katholieke geloof, en als jong meisje was ik heel gelovig, in die mate dat ik er mijn debuut Vurige tong over heb geschreven. Als gisteren herinner ik me hoe we met onze klas te biecht gingen. Zij aan zij, rij na rij, verdwenen we achter het fluwelen gordijn. Ik debiteerde altijd dezelfde zonden: ik had ruzie gemaakt met mijn zus, ik had mijn moeder niet geholpen met de afwas (niet waar) en ik had niet genoeg gestudeerd (niet waar). Schandalig dat de Kerk kinderen dit liet doorstaan.

Ik ben allang niet meer gelovig, maar berouw is een gevoel dat ik nog steeds kan hebben – wie niet af en toe spijt heeft van iets, heeft geen geweten en is dus geen mens.

Ik neem je mee naar het jaar 1993. Mijn grootmoeder ligt in het ziekenhuis: ze heeft haar heup gebroken. Ze is vijfentachtig en het herstel verloopt moeizaam. Al de dag na de operatie moet ze weer leren stappen, maar ze wil niet. Ze zei het niet met zoveel woorden, maar in haar blik stond te lezen: ‘Het is goed geweest, laat me gaan.’

Doordat ze de hele tijd in bed lag, kreeg ze doorligwonden, wat haar gruwelijke pijn gaf. Het was december en ik ging elke dag bij haar langs. Ik was de jongste van dertig kleinkinderen en ook toen ze nog in haar serviceflat woonde, bracht ik haar dagelijks een bezoek. Ik smeerde haar boterhammen, dweilde haar flat en vanop mijn vaste plek op de radiator naast haar vertelde ik honderduit over school, en zij honderduit over vroeger. Zoveel verhalen schonk ze me, dat ik er mijn roman Kwikzilver over geschreven heb.

De maand december vorderde en er was weinig beterschap bij mémé, zoals we haar noemden. Ze sliep veel, at minder en was niet de spraakwaterval die ze altijd geweest was. Op een zaterdag, niet zo lang voor kerst, bracht ik de hele namiddag bij haar door. Ze had altijd graag liedjes gezongen en ik stelde voor dat nog een keer te doen. Ze twijfelde eerst, maar toen we goed en wel begonnen waren, won haar stem aan kracht en begonnen haar ogen te glinsteren.

‘Zing nog eens dat liedje van de boerinnekes. Ik ken de tekst niet meer goed.’ Het was een leugen om bestwil, want ik wilde haar een reden geven om te zingen. Tot mijn verbazing vroeg ze het hoofdeinde van het bed rechtop te zetten en ving ze aan:

‘Zie de boerinnekes hun rokjes zwaaien

’t Is kant en broderie,

tot boven aan hun knie

Zie de boerinnekes hun rokjes draaien

Naar achter en naar voor,

ge ziet er lossen door.’

Ik applaudisseerde. Haar ogen schitterden. Ik was bang dat doorgaan haar zou vermoeien, maar ze gaf niet op. Om vier uur kwam mijn moeder, en daarna nonkel Paul, en nonkel Luc, en tante Thérèse. Ze zetten grote ogen op toen ze de blos op grootmoeders wangen zagen. ‘Wat heb je met haar gedaan, meiske?’ ‘Allez, dat is toch niet te geloven. Het is precies een andere vrouw die daar ligt.’ ‘Ik had nooit gedacht dat ik het zou zeggen, maar misschien loopt het nog beter af dan we hadden gedacht.’

Het liep niet goed af. De twee volgende dagen had ik mijn zwaarste examens, wiskunde en Latijn, en omdat ik geen tijd had, ging ik niet bij haar langs. Op woensdag, de dag van mijn laatste examen, overleed ze. Was het anders afgelopen als we weer samen gezongen hadden? Ik weet het niet, maar het is berouw dat nog vaak aan me knaagt.

Wie Is Ann De Craemer?

Portret van Ann De Craemer
Portret van Ann De Craemer

Ann De Craemer (1981) studeerde Germaanse taal- en letterkunde en American Studies. Ze schrijft zowel fictie- als non-fictieboeken. Voor haar debuut Vurige tong (2011) kreeg ze de Bronzen Uil Literatuurprijs. Ze was vijftien jaar vaste columniste van De Morgen. Haar meest recente roman is Hersenorkaan (2021), over haar depressie. Momenteel werkt ze aan een novelle die in het najaar verschijnt.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.